Het is 5 uur s'morgens, woensdag 9 juli, als ik spontaan wakker word. Even later gaat de wekker: de dag van onze beklimming van de Mont Ventoux is begonnen. In gastenkamer "Le Village" springt op hetzelfde moment Toni onder douche en na een kop zwarte koffie en een rap ontbijt nemen wij afscheid van ons beider echtgenoten Hilde en Ilse. Die kussen ons met een slaperige kop vaarwel, draaien zich om en snurken door. Hun gedachten zijn niet moeilijk te raden: wat bezielt die mannen?
Die mannen zijn: Toni leraar lichamelijke opvoeding in Gent, tevens sportjournalist en Fons, beter bekend als Alphonse van L'Angelot. Wij hebben het in onze bol gehaald om een van de mooiste bergen die er voor een fietser bestaan te gaan beklimmen.
De fietsen hebben we de vorige avond al in de wagen gezet en om half zes rijden we Antraigues uit om koers te zetten naar Bedoin, ons startpunt voor de 21 km lange klim. We zijn beide licht nerveus en vol bange twijfels. Bovendien nog niet goed uitgeslapen. Er wordt het eerste uur dan ook niet veel gesproken. Ieder is al met zijn gedachten bij het onbekende dat ons staat te wachten.
Fons is jaloers op Toni want die heeft een lichte Eddy Merckx koersfiets. Zelf zal hij de klus moeten klaren met een zware atb, twee jaar geleden als twee handsje op de kop getikt. Tijdens de beklimming zal echter blijken dat die atb nog niet zo gek is, hij heeft immers een derde plaat van voren, daardoor een veel lichter verzet dan de "Eddy Merckx" die het van voren met 2 platen moet stellen.
De rit naar Bedoin neemt precies 2 uur in beslag. Bij Montelimar nemen we de Autoroute du Soleil. Nog één uur rijden naar Bedoin maar daar verschijnt al aan de einder, vaag, nog klein maar al indrukwekkend, in het tegenlicht van de opgaande zon: het massief van de Mont Ventoux. Wat een monster denken we allebei maar die gedachte durven we niet hardop uitspreken.
Twee jaar geleden heb ik al eens een even vermetele als onbezonnen poging gedaan om ongetraind, op een huurfiets, op het heetst van de dag de Mont Ventoux te beklimmen vanuit Malaucène. Met totaal verzuurde benen moest ik toen de strijd staken. Nog niet eens halverwege en totaal uitgeput. Die herinnering speelt in mijn achterhoofd als we Carpentras uitrijden en even stoppen om een plaatje te schieten van "de berg" die steeds dichterbij komt.
Om half acht parkeren we de auto in het centrum van Bedoin en na een laatste sanitaire zit, een slok water en een bruine boterham zitten we om 8 uur op de fiets en rijden aldra Bedoin uit. De eerste kilometer stijgt slechts lichtjes. Al keuvelend peddelen we langs de wijnvelden en genieten van de ochtendzon. We hebben er echt zin in. Het is nog koel en er staat weinig wind: de ideale dag voor onze onderneming.
Na pakweg 2 km is het gedaan met deze ontspannen tred en begint het serieuze werk. De weg maakt een bocht naar links en huppekee: 10% stijging! Ga er maar aan staan. Van een van onze gasten heb ik geleerd dat je altijd moet proberen om te rijden op souplesse. D.w.z. als je klimt het zelfde aantal slagen maken als wanneer je op vlak terrein rijdt. Dit betekent dat ik al direct moet schakelen naar m'n lichtste versnelling. De rest van de rit zal ik die versnelling zelden verlaten.
Toni loopt aanvankelijk op mij uit. Hij rijdt veel zwaarder dan ik en moet uit het zadel om de trappers rond te krijgen. Dat kost kracht en na 3 km staat hij even stil om op adem te komen. Even later stop ik ook voor een slok en een energiereep. We hebben nu 5 km afgelegd en zien er al uit als twee afgepeigerde kerels. Verder maar weer. De volgende kilometers worden we geteisterd door vliegenzwermen die op deze hoogte in groten getale aanwezig zijn. Blijkbaar smaakt ons zweet des aanschijn hen. Met tientallen tegelijk moeten we ze van ons afslaan. Toni rijdt vlak voor mij. Hij vloekt en slaat wild om zich heen naar de vliegen. Dat kost energie. Ik doe hetzelfde en schud radeloos met mijn hoofd: het stuur loslaten gaat bijna niet met deze steile klim. Maar die vliegen plakken op mijn kop, in mijn nek en trekken zich van dat geschud niets aan.
Regelmatig geeft een informatiebord het stijgingspercentage en de afstand aan. Als je bijna aan de top bent zal dat wel moed geven maar als je ziet staan: "Nog 12 km tot de top" en "Komende 3 km stijging 10-12%" dan ben je geneigd om de moed op te geven. Maar het positieve is dat na km 9 de vliegenlast voorbij is. Regelmatig rijden we ook fietsers voorbij die nog meer moeite hebben dan wij om naar boven te komen. Dat geeft ons moed! En eerlijk is eerlijk: we worden ook wel eens ingehaald door een of andere "semi-prof".
Chalet Renard komt in zicht. Als we daar aankomen zijn we op 5 km onder de top. Vanaf daar begint het zwaarste stuk: we zitten dan boven de boomgrens in een soort van "maanlandschap".
Geen plekje schaduw. Ook de wind heeft daar vrij spel en op de Mont Ventoux waait het altijd. We hebben geluk: in deze hete zomer hebben we een "koele" dag getroffen en de wind waait uit de goede richting, we hebben 'm meer in de rug dan pal van voren.
Het weerstation dat de top van de berg ontsiert hebben we nu kilometers lang in het vizier. Het uitzicht is adembenemend: azuurblauwe hemel, de helderwitte toren van het weerstation als een baken voor de top en als kleine stipjes op het asfalt: collega's die ook naar boven zwoegen. Daarbij zijn overigens veel Vlamingen. Met hele groepen zijn ze op deze beklimming afgekomen.
Als we het monument voor de hier omgekomen Tom Simpson passeren weten we dat we nog slechts anderhalve kilometer verwijderd zijn van de top. Nu kan het niet meer misgaan en een gevoel van euforie maakt zich van ons meester. We zetten nog eens extra aan en om precies 10 uur gaan we uit het zadel voor het nemen van de laatste bocht die meer dan 12% steil is. En dan is daar de ontlading: we vallen elkaar in de armen en zijn op slag het afzien van de afgelopen 2 uur vergeten. Ondanks de wind is het heerlijk op de top (1.909 m) en we nemen rustig de tijd voor het nemen van wat foto's. Het is er overigens een drukte van belang, we waren bepaald niet de enigen die vandaag naar boven zijn geploeterd.
Het naar beneden zoeven is zalig, je krijgt alleen pijn in je polsen van het voortdurende afremmen. Nu slaan we Chalet Renard niet over en genieten daar van een heerlijk Amstel biertje.
We houden het bij één pint want de tocht naar beneden is niet zonder gevaar. Voordat je het weet rijd je sneller dan 60 km/uur en Toni moet mij regelmatig tot de orde roepen. Tsja, ik heb geen kilometerteller en dan let je daar niet zo op
Veilig bereiken we Bedoin en terug in Antraigues zien we toch wel in de poppetjes van hun ogen dat onze echtgenotes fier zijn op wat die dwaze mannen vandaag hebben gedaan. En zelf zijn we dat ook!
N.B. Voor wie interesse heeft om het bovenstaande ook te beleven
organiseren wij een week- arrangement. Zie onder "Thema-weken".