Antraigues en de Kastanje.

Karoline Impens, een vriendin uit Gent, stuurde begin oktober De Standaard naar ons op van 27-09-2004. In het reiskatern De Wijde Wereld stond een poëtisch artikel van verslaggever Paul de Moor over Antraigues en de kastanjecultuur. Titel: “Kastanjewouden zijn artiesten”. We vonden dit artikel zo de moeite waard dat we het in beknopte en iets gewijzigde vorm publiceren in deze Bengel. Met dank aan Paul de Moor!

Het terras van Hotel La Montagne koestert zich in de ochtendzon. Bitterkalk knerpt onder de wielen van de auto van de bakker. Een paar bomen staan roerloos naast hun schaduw. Aan een tafeltje naast me helpen een paar toeristen uit Nederland elkaar om strofen op te rakelen van Het tuinpad van mijn vader. Gedempt zoeken ze naar toonladders en notenbalken. De garçon kijkt vreemd op. Hoort hij niet een lied van Jean Ferrat?


Het terras van Hotel La Montagne.

Kraaien zitten boos te krassen in de vierkante toren van de kerk. Antraigues-sur-Volane is een kunstwerk. Niet meer dan een dorp op een heuvel, met nauwe straatjes en veel trappen en manbrede steegjes die om de huizen kronkelen en open perspectieven opleveren op het vulkanische ommeland. Maar wel een dorp met karakter en veel eigenzinnigheid. Sedert 1995 zijn de dorpelingen bezig gezichten en tronies uit vulkanische steen te hakken. Naïeve kunstwerken die ze bijna achteloos in het straatbeeld achterlaten. Maar iedereen doet mee. De bakker, de burgemeester, de apotheker, de postbode. Ongeveer honderd werkjes zijn er nu.

Antraigues trok ook de sterren uit het firmament van het chanson en de film aan: Jacques Brel, Lino Ventura, Claude Brasseur, Bourvil en vooral: het is het dorp van liedjeszanger Ferrat. In Antraigues gaat het gerucht dat de ouder wordende bard nu makkelijker te vinden is op de boulodrome van het dorpsplein dan op het podium. De kastanjewouden die tegen de omringende hellingen van het vulkanische landschap opkruipen, inspireerden de dichter-zanger tot een hemelsmooi lied dat de kastanjeboom tot mens maakt, want: Mon châtaignier est un artiste qui continue d’aimer la vie.

“Kastanjebomen zijn inderdaad artiesten”, zegt Daniel Audigier. We bezoeken hem in het bergdorp Aizac op 3 km van Antraigues. (je ziet het liggen vanuit de tuin van L’Angelot – FJ). In de vallei onder ons bolt Antraigues zich op tot een plukje zandkleurige wol. Daniel trekt met ezels en toeristen dagenlang de woeste natuur van de Ardèche in. Betere natuurgidsen zijn zeldzaam. Hij kent de regio als zijn broekzak. “Kastanjebomen schonken de Ardèche eeuwenlang dagelijks voedsel, in woord en daad. De mensen noemden ze dankbaar arbres à pain. Broodbomen. Om dat te begrijpen moet je weten dat de Ardèche een bijzonder armlastig gebied was. Het zaad van de gewassen wilde niet aarden in de rotsachtige ondergrond en de klimatologische omstandigheden gingen in de bergen wel eens pieken en dalen vertonen. Ik denk dat alleen de Auvergne er nog erger aan toe was. Maar dankzij de kastanjebomen kwam er brood op de plank. Grote plantages werden aangelegd. Op 500 tot 600 meter hoogte. Meestal op de noordflanken van de heuvelrijen, want kastanjes houden van de koude en kunnen tegelijk hoge temperaturen aan. Veel zorg werd er aan besteed. Regelmatige snoeibeurten in de winter en om de zeven jaar met de grove borstel erdoor. Faire la toilette, zoals wij zeggen. Om wat bij te verdienen legden de mensen onder de bomen bedden aan van blauwe bosbessen. Voor sap en jam. In 1880 nog werden in de Ardèche 60.000 hectaren kastanjebomen gecultiveerd, goed voor meer dan 100.000 ton vruchten. De kastanjes werden verzameld en tot meel gemalen. Tientallen watermolens stonden langs de rivieren om die klus te klaren. Van het meel werd brood gebakken. En pannenkoeken. En taarten”.


In de kastanjeboomgaard.

Ondanks zijn enthousiasme maakt Daniel Audigier zich zorgen. De bloeiende plantages van weleer zijn fel ingekrompen en de oogsten afgelijnd tot amper 6.000 ton. “Heel Frankrijk hoest nauwelijks nog 11.000 ton op. Spanje met 22.000 ton en Portugal met 16.000 ton zetten ons in de schaduw”. Met lede ogen ziet hij hoe de natuurstenen muren rond de terrassen van de plantages afbrokkelen en hoe de verwaarlozing toeneemt. “Gelukkig beseffen steeds meer mensen dat het tij gekeerd moet worden. Als we het verval niet stoppen zal de Ardèche de Ardèche niet meer zijn. De kastanjebomen waren ons altijd trouw. Ze verstrekten mens en dier voedsel, ook in de meest erbarmelijke tijden, zoals in de eerste helft van de vorige eeuw toen het departement 31% van zijn bevolking verloor. Ze gaven een hele geschiedenis lang de Ardèche een gezicht. Ze wortelen in onze ziel. En zeg nooit zomaar kastanje tegen een kastanje. Elke vrucht heeft zijn eigen smaak en eigenheid. De ene is geschikt om te roken en te bewaren, de andere moet vers gegeten worden en alweer een andere soort leent zich voor verwerking tot meel. Maar…een kastanje moet gezond, vol en briljant zijn. Comballe, esclafarde, bouche rouge, bournette, betizac, pellegrine des Cévennes. Van de eerste tot de laatste kastanje geteeld en geplukt in de Ardèche. Alle rassen hebben hun appellation contrôlée” .

Terug op het Provençaalse dorpsplein van Antraigues zijn de tafels gedekt voor de lunch op het terras van restaurant Lo Podello. Eigenaresse Elisabeth stelt als aperitief een castagno voor, witte wijn met een vleugje crème de chataigne. Een kir op basis van kastanje. Een streling voor de tong. De herfstzon doet mij al snel de trui uittrekken en uit de keuken waait ondertussen het zware parfum van kastanjesoep. Het menu dat ik voorgezet krijg, heet Nuance d’Automne. Met medaillon van ganzenlever en kastanjeharten. Plakjes baars in kastanjemelk met een parfum van vanille. Boutjes van duif in een taart van kastanjes geurend naar truffel. Als dessert een compositie van crème brûlée à la chataigne en kastanjes in melkchocolade. Kastanjelikeur toe. De Ardèche is het koninkrijk van de kastanje. Het plein ademt een zalige rust. Uit de huizen verschijnen een voor een dorpelingen die zich begeven naar de boulodrome. En ja, daar komt ook Jean Ferrat, het zware tasje met 3 metalen ballen in de hand. Ik begin te begrijpen waarom hij nooit meer weg is gegaan uit Antraigues. Is er een idyllischer plek in Frankrijk denkbaar?

 


terug